Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [19]het sproot uit, en werd tot een welig uitlopende wijnstok, [20][doch] nederig van [21]stam, ziende met zijn takken [22]naar hem, dewijl zijn wortelen onder hem waren. Zo werd [23]hij tot een wijnstok, die ranken voortbracht en scheuten uitwierp. 19. Te weten dat zaad, de koning Zedekia. De zin is, dat deze koning welvoer en gelukkig was in zijn koninkrijk, zolang als hij den koning van Babel getrouw bleef. 20. Te weten als die onder het gebied was van den koning van Babel, dien hij jaarlijks schatting moest betalen. 21. Hebreeuws, statuur, hoogte, opstaande gestalte; alzo onder hfdst.19 vs.11, en hfdst.31 vs.3,5,10. 22. Te weten waarvan hij zijne planting had en onder wiens bescherming hij schuilde. 23. Namelijk de wijnstok.